Geschiedenis van Simonshaven

De haven van Simon van Markenburgh

Het verhaal van Simonshaven begint bij de inpoldering aan het begin van de 13 e eeuw.

In 1305 verleende Nicolaas III van Putten zijn broer Simon van Markenburgh toestemming om het woeste gebied tussen de polders Vrieslant en Biert met een dijk te verbinden, nu de Garsdijk en Molendijk, om daarna de schorren en slikken in cultuur te brengen.

Bij afdamming van de Wellevliet, toen een belangrijke afwateringskreek, maakte Simon de dijk komvormig ( nu de Ring ) zodat er een natuurlijke haven ontstond, de haven van Simon, waar het dorp Simonshaven ontstond.

Na de St. Elisabethvloed in1421 veranderde de afwatering via de grote rivieren aanzienlijk. Door de Bernisse stroomde minder water waar door de rivier verzandde en zijn betekenis voor de scheepvaart verloor. Hetzelfde gebeurde met de haven van Simon. En toen de Stompaardse- en Schuddebeurse slikken in plm 1450 werden ingepolderd lag Simonshaven zelfs ver landinwaarts. Dat verhinderde de Staten van Holland niet om in 1605 op de kade een wachthuis te bouwen waar Staatse soldaten in gehuisvest werden om oprukkende Spanjaarden tegen te houden. Het huisje staat er nu nog.

In 1650 deed men op kosten van de polderbewoners nog een laatste poging om de haven uit te diepen en bevaarbaar te houden, echter tevergeefs… Scheepvaart bleek nadien niet meer mogelijk

En zeker niet na 1979 toen men ter wille van de recreanten een wel erg laag fietsbruggetje over de toegang van de haven bouwde.

Maar wie weet….wordt ooit het bruggetje nog eens verhoogd, zodat men na eeuwen de haven weer binnen kan varen om ter plekken de verhalen uit het rijke verleden te beluisteren, die, op deze wijze als belangrijk historisch erfgoed bewaard kunnen blijven.

Wasplaats

De wasplaatsen, vaak eeuwenoud, werden dichtbij een waterbron of zoals in Simonshaven in een kreek aangelegd. Stromen en voldoende schoon water was vooral van belang om ingezeepte kleren te kunnen uitspoelen. De randen van de wasplaats waren voorzien van platte, schuine stenen waarop de was kon worden gedaan.

Rond 1500 begon dus de ‘vieze’ periode in onze geschiedenis. Maar dat betekent niet dat er niets gewassen werd, in tegendeel het linnengoed werd zorgvuldig gewassen. Plaatjes van vrouwen die wassen aan de oever van de beek bestaan al uit de middeleeuwen, maar ook in de eeuwen daarna en die laten in feite zien hoe linnengoed gewassen werd. De was op die plaatjes is bijna altijd wit en dat was het linnengoed ook, het was vooral onderkleding. De bovenkleding was hoofdzakelijk wol en geverfd en werd veelal gelucht of geborsteld, zelden of nooit gewassen. Waarschijnlijk vond men wol wassen te riskant door de kans op krimpen en door het verbleken van de kleuren.

De onderkleding werd dus wel gewassen al was het alleen maar om te voorkomen dat de wollen bovenkleding vettig werd van het lichaam, maar het lichaam zelf niet of nauwelijks!

Het wonderbaarlijke einde van Simon van Markenburgh

Hoe Simon van Markenburgh aan zijn einde kwam kunnen we lezen in een oude kroniek gevonden in de abdij van Egmond. Deze kronieken dateren uit ongeveer 1200. Zij vormen de oudste geschiedenisboeken van ons land.

Mede dankzij een procurator van de genoemde abdij, een monnik uit die tijd , zijn deze oude kronieken bewaard gebleven en kunnen we ook nu nog kennismaken met de wondere wereld van de Middeleeuwen. Een procurator ( latijn voor verzorger) was in die tijd de verantwoordelijke persoon voor de stoffelijke belangen van de abdij. Hij , een zekere Willem, vertelt ons over de dood van Simon van Markenburgh. 

Het verhaal luidt aldus:          

In hetzelfde jaar 1331 ging een zekere Zeeuwse edelman, Simon van Markenburgh geheten, met zijn wagen van huis. Toen hij onderweg aan een waterloop kwam, wilden de paarden er niet over heen. Hij schold zijn knecht de huid vol en schreeuwde dat hij de paarden in de naam van de duivel in beweging moest brengen. Toen ze er daarna makkelijk over heen gingen, stak er een wervelwind op, die de boze geesten in de gestalten van vogels te voorschijn bracht, waardoor zonder de knecht en de paarden te deren, de ridder van zij kar gesmeten werd. Zijn lijk werd terstond vreselijk stinkend gevonden. Het werd met dezelfde kar naar zijn verblijfplaats teruggebracht.

Door de wervelwind was de lans die hij bij zich placht te hebben, gebroken, waarvan de punt, zonder dat naar men zegt zijn kleren beschadigd waren, diep in het lichaam werd gevonden…….       

Een wonderbaarlijk verhaal zult u zeggen. Maar voor veel mensen in die tijd van epidemieën, duivels, boze geesten en heksen stond het als een paal boven water dat mensen door de lucht konden vliegen, ze in een dier konden veranderen en bedreven waren in magie en toverij.

Denk aan de vele middeleeuwse heksenprocessen. Het museum “De Heksenwaag in Oudewater doet ons aan die tijd herinneren. Nu nog kan je daar op de orginele heksenweegschaal uit 1482 stappen, om vast te stellen of je al of niet een heks bent. En…als je niet te licht bent,krijg je een “Certificaet van Weginghe” zodat je de brandstapel kunt ontlopen.

Dat waren toch bizarre tijden..

Simonshaven heden en verleden

Het verhaal van Simonshaven, in die tijd Simonshamme genoemd, begint met de inpoldering aan het begin van de 13 e eeuw. Onze streken vormden toen een deltagebied met kleinere en grotere ingepolderde eilanden te midden van slikken die alleen bij hoge vloed onder liepen. Hier heersten de heren van Putten. De belangrijkste onder hen was Nicolaas 3 e..

In 1305 verleende Nicolaas 3 e aan zijn broer Simon van Marckenburg toestemming om het woeste gebied tussen de polders Vrieslant en Biert met een dijk te verbinden, nu de Garsdijk en Molendijk, om daarna de schorren en slikken in cultuur te brengen. De toenmalige afwateringskreken het

het Oostenrijk en de Wellevliet werden afgedamd en zo vormden de dijk van de nieuwe polder Simonshaven met de dijken van de overige polders de zgn. Ring van Putten. (zie afb.)  

Nicolaas 3 e gaf zijn broer niet zomaar toestemming tot inpoldering . De prijs was 10% van de opbrengst van het “nieuwe land”. Overigens kreeg Simon er wel wat voor terug namelijk de ambachtsheerlijke rechten zoals visrecht, windrecht (bouw van een molen), het recht om een pastoor te benoemen en het recht op heervaart. Dit hield in dat Simon met inwoners van de polder ten strijde kon trekken.

Bij afdamming van de Wellevliet maakte Simon de dijk komvormig ( nu de Ring ) zodat er een 

natuurlijke haven ontstond, de haven van Simon. Op de dijken aan weerszijden van de haven bouwde men de eerste huizen van het dorp. Zij werden voornamelijk bewoond door vissers, schippers en boeren. Vanaf deze ring van huizen liep meestal een weg naar beneden de polder in.

Aan deze weg,even buiten het dorp werd dan de kerk gebouwd met daar om heen voldoende ruimte voor het kerkhof. Dit gebeurde al snel na de inpoldering. Uit het testament van Nicolaas 3 e (1311) blijkt dat hij jaarlijks “een pond vlaams” aan de kerk van “het nieuwe land”schenkt.Overigens ging dit kerkje in 1852 tijdens een grote brand verloren, evenals bijna de helft van woningen,schuren en boerderijen. In september 1854 is de bouw van het nieuwe kerkje met behulp van overheids financiën voltooid en door de toenmalige ir. Caland van Rijkswaterstaat goedgekeurd. Het bekende witte kerkje bleek een sieraad in de polder. 

Na de St. Elisabethvloed in 1421 veranderde de afwatering via de grote rivieren aanzienlijk. Door de Bernisse, in die tijd Bor of-Burnesse genoemd, stroomde minder water waar door de rivier verzandde en zijn betekenis voor de scheepvaart verloor. Hetzelfde gebeurde met de haven van Simon. En toen de Stompaardse- en Schuddebeurse slikken in plm 1450 werden ingepolderd lag Simonshaven zelfs ver landinwaarts. Dat verhinderde de Staten van Holland niet om in 1605 op de kade een wachthuis te bouwen waar Staatse soldaten in gehuisvest werden om oprukkende Spanjaarden tegen te houden. Het huisje staat er nu nog. In 1650 deed men op kosten van de polderbewoners nog een laatste poging om de haven uit te diepen en bevaarbaar te houden. Tevergeefs… 

Het laden en lossen verhuisden naar de oevers van het Spui nabij het voormalige gemaal “De Biersum” waar ook de aanlegplaats van het voerveer naar Piershil was.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog, tot maart 1942, was Maarten de Graaf verzetsheld uit ons dorp, pontbaas op dat veer. .

Aanvankelijk lag de nieuwe polder boven zeeniveau maar door het gewicht van de aangeslibde zeeklei op het onderliggend veen en door de ontwatering van de polder klonk de bodem sterk in. Hierdoor was natuurlijke afwatering niet meer mogelijk en verschenen al in de 16 e eeuw de eerste molens in het polderlandschap. Door de lage ligging is de polder om Simonshaven praktisch uitsluitend geschikt voor de veeteelt. Niet zo verwonderlijk dus dat de bevolking van het dorp in de agrarische sector haar bestaan vond. Een bevolkingsonderzoek over de periode 1920-1940 geeft daarvan een goed beeld. Van de 140 gezinshoofden in die tijd wordt van 136 het beroep vermeld. Men telt daar 24 boeren en veehouders en niet minder dan 85 veldarbeiders en boerenknechten. Onder de overige 27 vallen schoolmeesters, een aantal ambachtslieden en enkele predikanten. 

Bevolkingcijfers uit vervlogen tijden zijn moeilijk te vinden we beschikken slechts over enkele summiere gegevens. In 1622 telde Simonshaven 265 inwoners. Er stonden in 1632 70 huizen en die stonden er in 1732 nog precies zo. In 1795 was het aantal inwoners gedaald tot 208. Nadien is een juist beeld van de bevolking niet meer mogelijk omdat de gegevens van de bevolking van Simonshaven en Biert opgenomen werden in de overzichten van Geervliet. Na deze fusie vormden Biert en Simonshaven in 1811 en Geervliet een gemeente tot 1817. Om daarna tot 1855 weer even zelfstandig te zijn. Echter na 1855 tot 1980 vormden Simonshaven en Biert wederom met Geervliet

een gemeente. Wel is duidelijk dat gedurende de jaren van samengaan met Geervliet Simonshaven een ondergeschikte rol speelde. Nieuwbouw bleef beperkt en voorzieningen ten behoeve van een kleine gemeenschap kwamen niet van de grond. 

Na de Tweede Wereldoorlog leidde de modernisering in de agrarische sector tot een grote ommekeer in de bevolking. Onder invloed van de maatschappelijke trend ontkwam ook Simonshaven niet aan de vergrijzing en ontgroening tevens vonden velen bestaan in de dienstverlening, in de Rotterdamse havens en de omliggende industriële bedrijven. Het dorpse karakter dreigt dan verloren te gaan. Tussen 1980 en 2015, toen Simonshaven deel uit maakte van de gemeente Bernisse, is dat gevaar alleen maar toegenomen. Mensen die genoeg hadden van de verstedelijking vonden in de nieuwbouw aan de rand van het dorp en aan de Molendijk meer ruimte, rust en groen waardoor de bevolking groeide tot 585 inwoners(2015).

Volgens “Het Ontwikkelings Perspectief Vitale Kernen”van de gemeente Nissewaard moet het daarbij niet blijven. De huidige ruimtelijke kwaliteit aan de Ring 18 a ( caravanstalling)en rond de voormalige haven laat te wensen over. Er zijn dan ook plannen voor 44 nieuwbouwwoningen. Volgens de gemeente Nissewaard zullen deze nieuwbouwwoningen bijdragen aan een betere ruimtelijke kwaliteit van de overgang van het dorp naar het recreatie gebied. De bevolking echter vindt deze uitbreiding wel erg rigoreus en vreest dat het dorpsekarakter te veel zal worden aangetast.Via inspraakprocedures tracht men de groei nog enigszins te beperken.


Verraad in Simonshaven

Tegen het vallen van de avond reed er op de 21 e maart 1942 een vrachtwagen over de Schuddebeursedijk richting het poldergemaal De Biersum. Hij stopte voor het huis van Maarten de  Graaff.

Maarten woonde hier met vrouw en kinderen sinds 1915 en was de machinist van het gemaal. Tevens moest hij het voetveer De Biersum- Piershil bedienen, een eeuwen oude verbinding tussen Putten en de Hoeksche Waard.

Toen in 1940 ons land door de Duitsers onder de voet gelopen werd, kwam Maarten als 65 jarige in verzet. Samen met anderen hielp hij Engelandvaarders op weg naar de vrijheid. Zo ook op die 21 e maart. In de vrachtwagen zaten 7 joodse mannen. Na maanden van voorbereiding zouden zij, bij afgaand tij en donkere maan even buitengaats door een Engelse onderzeeboot worden opgepikt.

Helaas ging het op die bewuste avond mis.

Tijdens de avondmaaltijd deed de Gestapo een inval en arresteerde allen op één na. Deze man kon zich in een aardappelkist verbergen en wist zo de dans te ontspringen. Uit een brief die door één van de gearresteerden in de gevangenis was geschreven en naar buiten is gesmokkeld, bleek dat er sprake was van verraad. De chauffeur, een zekere Henk uit Rotterdam was een verrader. Hij wilde wel voor 3000 gulden meewerken om de vluchtelingen aan de Gestapo uit te leveren.

In maart 1946 werd hij door het bijzonder gerechtshof in Rotterdam voor zijn laaghartige verraad veroordeeld. Uiteindelijk heeft hij 6 jaar achter de tralies gezeten.

Alle gevangenen op één na die zich in een aardappelkist wist te verbergen,overleefden de oorlog niet. Op 15 augustus mocht één van hen, Carl Zellermayer, vlak voor dat de bezetter hem fusilleert een afscheidsbrief aan zijn verloofde Annie van Koningsbrugge, schrijven. Deze brief is in het bezit van het OorlogsVerzetmuseum te Rotterdam.

Zijn laatste geschreven woorden waren: “ Zo juist is mij medegedeeld, dat het doodvonnis bekracht- igd is en nog hedenmiddag om half drie voltrokken wordt. Ik heb dus nog vier en een half uur te leven en moet dan sterven.”   

Op de avond van de overval was Maarten de Graaf zelf niet thuis. Omdat de Duitsers één vluchteling misten, gijselden ze zijn vrouw en sloten haar op in de gevangenis. Na een halfjaar kwam zij daar als een gebroken vrouw uit. Maarten heeft zich na de overval bij de Duitsers gemeld en is daarna door de Sicherheitsdienst naar het concentratiekamp Natzweiler afgevoerd, nu gelegen in de Elzas in Frankrijk.

Hij stierf daar op 4 april 1944, hij was zeventig jaar oud.

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw onthulde kleinzoon Maarten in Simonshaven het straatnaambord met daarop: M. de Graaffstraat.

Bij deze plechtigheid waren behalve de burgemeester, familieleden ook enkele Oud-Engelandvaarders aanwezig die, dankzij Maarten, Engeland wisten te bereiken. Een van hen was, een Tjechische professor, de man die dankzij de aardappelkist wist te ontsnappen. Hij noemde Maarten “een man die het verdiende dat zijn naam niet vergeten wordt…”